De anatomie van een beenprothese


Wanneer we spreken over een beenprothese, zijn er verschillende amputatieniveaus mogelijk. Deze bespreken we hier. Of het nu gaat om een onderbeen- of bovenbeenamputatie of een kniedisarticulatie, er is altijd een manier nodig om uw prothese aan uw stomp te bevestigen. Hiervoor wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van een koker.

Koker

Een koker is de basis voor een goede connectie tussen uw stomp en de prothese. Het is belangrijk dat deze precies om uw stomp past en niet te los of te strak zit. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van wrijving of beweging in de koker omdat de koker te groot is, of wanneer deze juist te strak zit, kunt u niet optimaal gebruik maken van uw prothese. Daarom wordt een koker precies op maat voor u gemaakt.

Een belangrijk aspect van de prothese is de ophanging. De prothese zal niet alleen goed moeten passen, maar ook goed moeten blijven zitten tijdens de dagelijkse activiteiten. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar, waarbij ook gebruik gemaakt kan worden van een liner. Een liner zorgt ervoor dat de stomp wordt ingepakt tot een compact geheel, de huid beschermd wordt tegen de krachten en bewegingen van de koker en speelt daarnaast ook een belangrijke rol bij de bevestiging van de koker met uw stomp. De liner plakt als het ware aan de huid, en de prothese wordt aan de liner bevestigd. De bevestiging van de koker aan de liner kan op meerdere manieren gebeuren:

Pinsysteem

Een pinsysteem wordt vaak gebruikt bij laag tot gemiddeld actieve prothesedragers, die graag de zekerheid hebben dat de prothese goed vastzit. De pin wordt bevestigd aan het uiteinde van de liner en bij het aantrekken van de prothese klikt deze pin in het slot in de bodem van de koker. Een ratelpin geeft bovendien ook een hoorbaar klikgeluid, zodat duidelijk hoorbaar is dat de prothese goed is aangetrokken en goed vastzit

Touwsysteem

Een touwsysteem werkt bijna hetzelfde als het pinsysteem. In plaats van de pin wordt nu een koord of een band aan het uiteinde van de liner bevestigd. Door aan het einde van het koord of de band te trekken waar deze uit de koker komt, wordt de stomp met liner in de koker getrokken. Dit kan helpen wanneer het moeilijk is om de stomp met liner in de koker te duwen. Het koord of de band wordt aan de koker bevestigd en zo zit de prothese vast.

Vacuumsysteem

Bij het vacuumsysteem wordt er geen gebruik gemaakt van een pin of een koord. Voor dit ophangsysteem wordt de stomp met liner in de koker luchtdicht afgesloten. In sommige gevallen kan zelfs een actief vacuum worden gebruikt voor een nóg betere bevestiging van de prothese. Voor bovenbeenprothesen kan de prothese ook worden bevestigd zonder liner. Hierbij wordt de prothesekoker rechtstreeks op de huid aangetrokken. Doordat de koker aan de huid plakt en luchtdicht is afgesloten met het ventiel, blijft de prothese aan de stomp vastzitten.

Een ander voorbeeld van een vacuumsysteem is het gebruik van een sleeve. Deze sleeve wordt zowel over de (onderbeen)prothesekoker als over de liner en knie geschoven zodat het geheel luchtdicht wordt afgesloten. Daardoor kan de stomp met liner zich niet verplaatsen in de koker en blijft de prothese vastzitten. Een andere mogelijkheid is het gebruik van een liner met vacuumringen. Deze ringen zitten vast aan de buitenkant van de liner en drukken tijdens het aantrekken alle lucht uit de koker door een speciaal ventiel onderin de koker. Deze ringen zitten of aan de buitenkant van de liner vast en plakken tegen de binnenkant van de koker, of aan de binnenkant van de koker en plakken tegen de liner aan. Tijdens het aantrekken wordt alle lucht uit de koker gedrukt door een speciaal ventiel onderin de koker. Doordat de ring(en) en de binnenwand van de koker tegen elkaar plakken en het ventiel geen lucht terug de koker in laat, is er een vacuum gecreëerd en blijft de prothese vastzitten. In het geval van het actieve vacuumsysteem wordt door middel van een kleine pomp in de prothesevoet bij elke stap een klein beetje lucht uit de koker gezogen. De verbinding tussen de stomp met liner (met vacuumringen) wordt daardoor nog beter, waardoor de koker en stomp beter op elkaar aansluiten en de bevestiging nog beter.

Osseointegratie

Een prothese bij osseointegratie wordt ook wel klikprothese genoemd. Bij deze vorm van bevestiging wordt de prothese middels een pin in het bot van de stomp bevestigd. Er is dan geen koker (of liner) nodig; de prothese klikt vast op de pin en zit daarmee rechtstreeks vast op het bot in de stomp. Deze bevestigingsmethode kan een goede oplossing zijn voor actieve mensen die op deze manier de zekerheid hebben dat hun prothese goed vast zit en directe aansturing kunnen geven aan hun prothese. Daarnaast kan het geschikt zijn voor mensen die aanhoudend problemen ervaren met een koker, bijvoorbeeld door huidproblemen of problemen met de pasvorm door ernstige volumewisselingen.

Er zijn verschillende voordelen van osseointegratie:

  • Snel aan- en uitklikken
  • Geen huidproblemen door de koker

Ondergrond ‘voelen’ waarop je loopt, door de directe terugkoppeling van de prothese.

Het is een veilige techniek en infecties komen zelden voor. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat de opening van de huid waar de pin naar het bot gaat, een aantal keer per dag schoongemaakt moet worden met water en zeep. Spierpijn en aanhechtingspijn komen soms in het eerste jaar na de implantatie voor, maar wanneer je stompspieren sterker worden, wordt dit minder.

De bevestiging van de prothese aan de stomp is bij osseointegratie anders dan bij een bevestiging met een koker, maar de andere componenten zoals de knie en de voet zijn bij beide prothesen hetzelfde. Net als bij een prothese met een kokerbevestiging is bij een prothese met osseointegratie looptraining erg belangrijk om te leren lopen met de prothese.